HEEN EN WEDER. Een binnenweg: in 't donker sparrebosch Een lage strik van bramen en van struiken; En, bont dooreen, in 't fijn gekroezeld mos Verliefde bloemekens die lieflijk ruiken... Een breede baan: de maan een poosje los Totdat de wolken haar opnieuw verduiken; En hier en daar, in lichten avonddos, Verliefde starrekens die stil ontluiken... Zoo heen en weder gaan en keeren thans Die helle dag en donkerende sparren, Die duistre nacht en wemelende glans; En vol ideeën die zich speelsch verwarren, Vlecht ik u neuriënd in een tooverkrans Verliefde bloemen en verliefde starren. 8 Ideaal. Een sonnettenkrans, Gent (A. Siffer) 1900, 60 p. 53 Uit zonnige jeugd, Amsterdam z.j. (1916), 75 p. 171 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.